Essay in Trouw, Letter & Geest (30 dec. 2018)
Bijbelvertalingen ontwikkelen mee met taal, en met kennis van historische context. Maar wat je niet moet doen: onwelgevalligheden corrigeren.
Door Matthijs de Jong
Over Lucas 2 in de NBV21 valt veel te vertellen. Het kerstverhaal zit in ons collectieve geheugen gegrift. Velen denken daarbij meteen aan een drietal bekende woorden: en het geschiedde, de kribbe en de herberg. Niet verwonderlijk dat sommigen meteen ook vragen hebben bij Lucas 2 in de vernieuwde vertaling van de NBV21. Waarom hebben die vertrouwde woorden daarin niet alsnog een plek gekregen?
Deze blog legt uit waarom. Willen we komen bij het echte verhaal zoals Lucas het vertelt, dan moeten we deze woorden juist achter ons laten.
We beginnen in Rome, bij keizer Augustus. In de eerste verzen van Lucas 2 staat zijn plan centraal. In de traditionele woorden begint het als volgt: ‘En het geschiedde in die dagen dat er een bevel uitging van keizer Augustus’. Door ‘geschiedde’ krijgt wat erop volgt speciale aandacht. Alsof het een hoogst belangrijke gebeurtenis betreft. Dat zou de keizer prachtig hebben gevonden. Maar het is de vraagt of Lucas dit bedoelt.
In de brontekst staat een veelvoorkomende taalconstructie. Het is een van oorsprong Hebreeuwse formule om een zin mee in te leiden. Letterlijk: ‘en het was, (dat)’. Zo weef je een verhaal in het Hebreeuws. Het is talig bindmiddel dat honderden keren voorkomt in de Bijbel. Veel schrijvers van het Nieuwe Testament namen die Hebreeuwse vorm over in het Grieks. Daarin volgden ze de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint. Lucas doet dat het vaakst. Het typeert zijn stijl van schrijven als ‘Bijbels’, dit is de traditie waarin hij staat.
De vertaling ‘en het geschiedde’ danken we aan de zestiende- en zeventiende-eeuwse vertalingen in het Nederlands. Vooral de Statenvertaling speelt hier een grote rol. De Statenvertaling trekt een heldere lijn en vertaalt deze Bijbelse formule telkens met ‘het geschiedde’. Het gaat om honderden gevallen door de hele Bijbel heen. Consequent, maar in het Nederlands voegt het niets toe. Het is een element zonder zelfstandige betekenis.
In de eeuwen na de Statenvertaling gebeurden er twee dingen. Ten eerste werd ‘geschieden’ een bijzonder woord. In de zeventiende eeuw was ‘geschieden’ simpelweg wat voor ons ‘gebeuren’ is, maar vandaag de dag heeft ‘geschieden’ een bijzondere lading gekregen. Ten tweede begonnen vertalingen de formule ‘het geschiedde’ selectief in te zetten. Niet meer overal, zoals in de Statenvertaling, maar waar ze het passend vonden. Zo zijn er in de NBG-1951 nog 79 gevallen van ‘het geschiedde’ over, waaronder uiteraard Lucas 2. En in de Herziene Statenvertaling zijn er nog maar zes gevallen met ‘het geschiedde’, allemaal in Lucas, waaronder Lucas 2, maar vreemd genoeg níet Lucas 1, waar in het Grieks precies hetzelfde staat. ‘En het geschiedde’ begon dus als een consequent ingezette, letterlijke vertaling zonder speciale betekenis. Maar mettertijd werd er een diepe betekenis aan toegedicht – voor een selectief aantal gevallen.
Vertalingen met een eigentijdse taalopvatting, zoals de Willibrord Vertaling, Groot Nieuws Bijbel, de Nieuwe Bijbelvertaling en ook de NBV21, kozen een andere aanpak. Zij lieten dit brontaalelement overal achterwege. Even consequent als de Statenvertaling, alleen precies anders beredeneerd. Vergelijk het met het Franse est-ce que in vraagzinnen. Dat vertaal je ook niet letterlijk.
Nu beschouwen velen ‘en het geschiedde’ nog steeds als een bijzonder dierbaar element in Lucas 2. Maar zoals we zagen heeft dit weinig met het oorspronkelijke verhaal te maken. Natuurlijk begint hier een belangrijk verhaal, maar dat zit ‘m niet in deze formule. Die gebruikt Lucas simpelweg om een tijdsbepaling (‘in die tijd’) aan op te hangen. En het is ook niet zo dat Lucas deze formule altijd gebruikt om het begin van een verhaal te markeren. Want hij gebruikt diezelfde formule ook gerust middenin een verhaal. Het laat iets zien van Lucas’ schrijfstijl, een Septuagint-achtig Grieks. Zijn verhaal klinkt daardoor sterk als een voortzetting van de boeken van het Oude Testament. Een goede vertaling heeft oog voor die stijl. Maar je moet niet één zo’n element daaruit isoleren en met een nieuwe, speciale betekenis laden. Voor de betekenis van het verhaal moet je juist dóórlezen en niet bij deze openingswoorden stilhouden.
Dan dat andere dierbare woord: de kribbe. Het probleem daarmee kunnen we snel uit de doeken doen. Maria legt haar ingebakerde kind in een voederbak. Een houten bak, een ruif, een voerbak voor dieren, of hoe je het maar noemen wilt. Een paar eeuwen geleden was kribbe of krib hiervoor een gebruikelijk woord. Maar kribbe is uitgegroeid tot het kerstwoord bij uitstek en daarmee feitelijk onbruikbaar geworden voor Lucas 2. Maria en Jozef kwamen niet de kerststal binnenlopen waar de vrijwilligers al keurig de kribbe hadden neergezet gevuld met vers stro. Het is een voorwerp uit het dagelijks leven. Precies zo’n ding waar Jezus het later over heeft als Hij zegt: “Maakt niet ieder van jullie op sabbat zijn os of ezel los van de voederbak om hem te laten drinken?” (Lucas 13:15). In het Grieks staat hier precies hetzelfde woord. In zo’n bak lag Hij zelf als baby.
Dat Jezus in een voederbak gelegd werd was een noodgreep, omdat de voor de hand liggende plek geen ruimte bood. Er was, zo wil de uitdrukking geen plaats in de herberg. Die herberg, inclusief norse herbergier, is een vast kerstnummer. Alleen komt die niet van Lucas. Die gebruikt een algemener woord: onderkomen, verblijf (kataluma). Lucas kent wel een preciezer Griekse woord voor logement of herberg (Lucas 10:34, pandocheion). Maar dat gebruikt hij hier niet, dus staat dat ook niet in de Nieuwe Bijbelvertaling of NBV21. En daar is nóg een goede reden voor: het woord herberg roept tegenwoordig vooral een gevoel van knusse gezelligheid op. En dat past niet bij het woord dat Lucas gebruikt.
‘Het geschiedde’, ‘kribbe’ en ‘herberg’: in feite is drie keer hetzelfde gebeurd. De woorden zijn een eigen leven gaan leiden. Ze roepen van alles op, maar het heeft weinig te maken met het oorspronkelijke verhaal. Natuurlijk kunnen zulke woorden betekenisvol en dierbaar zijn. Maar dan hebben we het over latere traditie en kerstnostalgie. Juist een eigentijdse vertaling helpt je om dichter bij het oorspronkelijke verhaal te komen.
Over dat oorspronkelijke verhaal in de NBV21 volgende week meer.
Matthijs de Jong is Hoofd vertalen en exegese bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
Ontvang een week lang elke ochtend een nieuwe tekst mét overdenking uit de NBV21. Schrijf je nu in en ontvang vandaag je eerste email!
Bijbelvertalingen ontwikkelen mee met taal, en met kennis van historische context. Maar wat je niet moet doen: onwelgevalligheden corrigeren.
Aan het vertalen van de Bijbel zal wel nooit een einde komen. Dat is om te beginnen een gevolg van het feit dat taal aan verandering onderhevig is. Maar het komt ook doordat de cultuur en het denken en leven van de mensen veranderen. En daar komt ook nog eens bij dat de wetenschappen – taalwetenschap, archeologie, geschiedenis, cultuurwetenschap enz. – telkens nieuwe ontdekkingen doen en nieuwe inzichten aandragen. Zo hoeven we ons dus niet te verbazen wanneer er ‘alweer’ een nieuwe bijbelvertaling verschijnt!
Dominee Karin van den Broeke, voorzitter van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap heeft vandaag 12 representanten van kerkgenootschappen en geloofsgemeenschappen een Bijbel uitgereikt en een zegen uitgesproken over de Bijbel.