Wie voor het eerst kennisneemt van de deuterocanonieke boeken kan het beste met Tobit beginnen. We kunnen ons goed voorstellen dat men vroeger ademloos naar dit prachtige verhaal luisterde.
Door Sam Janse
De oude Tobit en de jonge Sara hebben beiden een ellendig leven. Tobit is blind en Sara wordt in de huwelijksnacht telkens door een demon van haar bruidegom beroofd. Tobias, de jonge zoon van Tobit, wordt op reis gestuurd om het uitgeleende geld van zijn vader terug te halen. Omdat hij de weg niet kent krijgt hij een reisgenoot mee: Azarias, in werkelijkheid de engel Rafaël. Zijn naam betekent ‘God geneest’, en de engel maakt het waar: Sara wordt genezen van de demon en trouwt met Tobias. Tobit krijgt zijn gezichtsvermogen terug. Kortom, een mens kan wel eens een engel bij zich hebben zonder dat hij het weet. De figuur van de engelbewaarder of beschermengel in de rooms-katholieke traditie gaat onder meer hierop terug.
Het is misschien een vreemd advies om met Tobit te beginnen, want het boek staat op een aantal punten ook ver van ons af. Er komt magie in voor. De demon Asmodeüs die alles naar de ratsmodee helpt, wordt verjaagd doordat Tobias in de huwelijksnacht de lever en het hart van een vis verbrandt. Verder ademt het boek een uitgesproken patriarchale sfeer. Mannen beslissen hoe het gaat en Sara wordt uitgehuwelijkt aan Tobias zonder dat haar ook maar iets gevraagd wordt.
En toch ligt er een gevoeligheid in de woorden en daden van de hoofdpersonen die ontroeren kan. De manier waarop de oude Tobit zijn schoondochter Sara in huis haalt (11:17), getuigt van een hartelijkheid die nog steeds aanstekelijk werkt.
De NBV stond voor de opgave om een boek met verschillende genres recht te doen. De verhalende stukken hebben daarom een informele sfeer. Voor de afscheidsredes van Tobit (4 en 14) is een wat hoger taalregister met wat langere zinnen gekozen. De hymnen zijn natuurlijk als poëzie vertaald en bij de spreuken is beknoptheid nagestreefd.
Die uitgangspunten zijn in de NBV21 blijven staan. Toch is er het nodige veranderd. Binnen de deuterocanonieke boeken zijn de sporen van de revisie het sterkst in Tobit terug te vinden.
De NBV21 van Tobit is ‘exotischer’, ‘vreemder’ dan haar voorganger. Dat wil zeggen: ze probeert de vreemdheid van de cultuur achter de tekst meer recht te doen. In Tobit 7:11 zegt Sara’s vader volgens de NBV tegen zijn schoonzoon: ‘Vanaf nu ben jij haar man en is zij jouw vrouw’. Maar de Griekse tekst gebruikt de woorden ‘broer’ en ‘zus’. Hier botsen
culturen. In de cultuur van het oude oosten is een vrouw die ‘een zus’ voor je is, de perfecte echtgenote. De bloedbanden hebben prioriteit. Het is niet ons levensgevoel, maar dat betekent niet dat we het in de vertaling moeten gladstrijken. De NBV21 heeft dan ook: ‘Vanaf nu zul jij voor haar als een broer zijn en zij voor jou als een zus’.
Tobit in de NBV21 is ook exotischer doordat het patriarchale karakter van het boek duidelijker is dan in de NBV. In Tobit 10:10 stond dat Raguël zijn dochter Sara aan Tobias toevertrouwde en hem slaven, slavinnen, ezels, kamelen, zilver, vaatwerk en nog veel meer gaf. De NBV gebruikt dus twee werkwoorden, maar in de Griekse tekst staat er maar één. Dat betekent dat de bruid op één lijn met de kamelen en de ezels komt te staan. Dat vonden we niet fraai, maar we waren toch van mening dat we het karakter van de brontekst recht moesten doen. Dus hebben we hier vertaald met één werkwoord: ‘Toen droeg Raguel Sara aan Tobias over, en met haar de helft van zijn bezit….’ Als de brontekst naar onze maatstaven niet maatschappelijk correct is, moet de vertaling het ook niet willen zijn.
Een vertaalprincipe van de NBV is dat de lezer mag merken dat de tekst in een andere, vreemde cultuur is geschreven. In de NBV21 komt dat in Tobit duidelijker naar voren.
De NBV21 is concordanter dan haar voorganger. Onder concordantie verstaan we het vertaalprincipe om dezelfde woorden in de brontekst met dezelfde woorden in de vertaling weer te geven. De Naardense Bijbel is een voorbeeld van een zo concordant mogelijke vertaling. Geen enkele vertaling kan dat consequent doen, maar sommige gaan er heel ver in.
De NBV en ook de NBV21 kiezen daar niet voor. Geen concordantie om de concordantie, maar wel op plaatsen waar dat betekenisvol is. Bijvoorbeeld omdat de auteur met opzet dezelfde woorden heeft gekozen (een verhaalmotief). Dat noemen we functionele concordantie.
Een voorbeeld staat in hoofdstuk 3. Eerst klaagt de oude Tobit zijn verdriet, hij zegt dat hij sterven wil. Vervolgens zegt de toekomstige bruid van Tobias, Sara, dagreizen verder weg, iets dergelijks. De schrijver verbindt deze personen door de literaire constructie van de gelijktijdigheid te gebruiken: het gebeurt op dezelfde dag (Tobit 3:7). Maar hij zet nog een stijlmiddel in: hij gebruikt dezelfde termen voor Tobits en Sara’s klacht. Dat kwam in de NBV onvoldoende naar voren. De vertaling is in de NBV21 concordanter geworden: beiden bidden om verlost te worden van het aardse bestaan zodat ze geen beledigingen meer hoeven aan te horen (Tobit 3:6, 13). Het zijn parallelle levens, vanaf nu is hun lot met elkaar verbonden. Dankzij de engel Rafaël, dankzij God.
In Tobit 3:10 komt Sara tot bezinning en ziet ze af van zelfmoord. Vooral voor haar vader. ‘Hij zal nog van verdriet sterven’ zegt de NBV. Maar in de revisie werd een link ontdekt met Jacobs woorden in Genesis 42:38 en 44:29, 31, waar de NBV vertaalt met de uitdrukking ‘in het dodenrijk komen’. Dus is Tobit uiteindelijk zo gereviseerd: ‘Dan zou mijn oude vader door mij vol verdriet in het dodenrijk afdalen.’
Het boek Tobit is een prachtig literair werkje, vol dwarsverbanden en knipogen naar het Oude Testament. Het verhaal brengt je in een vreemde wereld, en toch zijn de hoofdpersonen in veel opzichten herkenbaar en aansprekend. Tobit: een aanrader voor ieder die meer van de deuterocanonieke boeken weten wil.
Dr. Sam Janse is bijbelwetenschapper en was betrokken bij de revisie van de deuterocanonieke boeken.
Meer lezen over Tobit? Zie het artikel ‘Een nieuwe kijk op een patriarch’ van Sam Janse.
Het lastigste jongetje van de klas
Ezechiël: onder de boeken van de Bijbel misschien wel ‘het lastigste jongetje van de klas’. In de tijd dat de canon van de Bijbel werd vastgesteld, twijfelde men erover of dit boek moest worden opgenomen.
Lees meerHet Onzevader in de NBV21
Volgens paus Franciscus bevat de NBV een pijnlijke vertaalfout. Sinds jaar en dag pleit hij voor een alternatieve vertaling van de zesde bede van het Onzevader.
Lees meerBijbelboek belicht
In het bijbelboek Job staat veel op het spel. De hoofdpersoon, Job, wordt in de bloei van zijn leven onverwacht geplaagd door grote tegenspoed en zwaar lichamelijk lijden. Dat roept de vraag op: waarom?
Lees meerBrief aan een eigenzinnige gemeente
De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs is een brief waarin je als lezer gemakkelijk wordt meegezogen. Paulus bespreekt hierin een aantal concrete problemen die ook vandaag herkenbaar zijn.
Lees meerIn het begin …
Genesis 1 hoort tot de meest bekende hoofdstukken uit de Bijbel. Eigenlijk moet je zeggen: Genesis 1:1-2:3. Want het scheppingsverhaal dat in Genesis 1 begint, eindigt in Genesis 2:1-3 met de heiliging van de zevende dag.
Lees meerOntvang een week lang elke ochtend een nieuwe tekst mét overdenking uit de NBV21. Schrijf je nu in en ontvang vandaag je eerste email!