Door Jaap van Dorp
In het Bijbelboek Job staat veel op het spel. De hoofdpersoon, Job, wordt in de bloei van zijn leven onverwacht geplaagd door grote tegenspoed en zwaar lichamelijk lijden. Dat roept de vraag op: waarom?
In een fel theologisch debat proberen Jobs vrienden hem te laten inzien dat hij alle ellende aan zichzelf te danken heeft en dat God hem straft voor de zonden die hij bewust en onbewust heeft gedaan. Job weerspreekt hun kritiek en beschuldigingen en blijft zijn onschuld volhouden. Lang blijft de spanning in de lucht hangen tot het boek zijn ontknoping bereikt en God zelf met Job spreekt. Al blijven Jobs vragen onbeantwoord, zijn onschuld blijft staan.
Kenmerkend voor het boek Job is, naast de spanning, ook de beeldrijkdom van de betogen. In de poëtische vertaling van de NBV komt die goed tot zijn recht. Het levert aangrijpende teksten op. Het boek Job in de NBV heeft dan ook vooral veel bijval gekregen. Toch hebben we in de revisie nog een aantal verbeteringen kunnen doorvoeren. Twee van de meest opvallende bespreken we hier.
Job 1-2: Satan > de satan
Aan het begin van het boek Job wordt aan de lezer duidelijk gemaakt van waar het onheil komt dat Job treft. In Job 1:6 staat: ‘Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de HEER, en ook Satan bevond zich onder hen.’ Al snel wordt duidelijk dat het Satan is die de aanzet doet voor het onheil dat Job treft. Dat dit gebeurt is duidelijk, maar over het gebruik van de naam Satan in het boek Job valt te discussiëren. Verschillende lezers hebben opgemerkt dat er hier in het Hebreeuws niet een eigennaam staat, maar een functieaanduiding voorzien van het lidwoord. Dus eerder ‘de satan’ en niet ‘Satan’. Het Hebreeuwse woord satan kan een figuur aanduiden die de functie heeft van een aanklager of beschuldiger (enigszins vergelijkbaar met die van de ons bekende officier van justitie). In Job 1 en 2 is de aanduiding ‘de satan’, met lidwoord en zonder hoofdletter, daarom meer op zijn plaats.
Deze beslissing betreft alleen Job 1-2 en een vergelijkbaar geval in Zacharia 3:1-2. In andere teksten blijft in de NBV21 wél Satan staan. Bijv. in 1 Kronieken 21:1, waar er in de Hebreeuwse tekst géén lidwoord bij staat. En op alle plaatsen in het Nieuwe Testament, waar het als eigennaam fungeert.
Bij de revisie hebben we steeds gekeken naar waar de bronteksten van de Bijbel nauwkeuriger vertaald kunnen worden. De herziening van Satan in Job 1-2 is daar een goed voorbeeld van.
Tekstindeling herzien
De redevoeringen van Job, van zijn vrienden en van God worden in de NBV in grote tekstblokken gepresenteerd. Dat maakt de tekst minder goed toegankelijk. Een enkele keer staat er een witregel om structuur in een betoog aan te brengen. Maar vaak lijken die witregels willekeurig gezet te zijn. Hier was werk aan de winkel voor de revisie: niet alleen omdat de huidige situatie een willekeurige indruk maakt, maar vooral ook omdat de lange betogen zonder witregels ten koste van de leesbaarheid gaan.
Het revisieteam heeft alle redevoeringen in behapbare eenheden onderverdeeld. We volgden daarbij recente studies naar de indeling van het boek Job en brengen zo het boek Job in de pas met andere poëtische teksten in de NBV. Door de inzet van witregels worden de redevoeringen toegankelijker. Doordat de indeling gebaseerd is op thematische eenheden, komt de betekenis van de tekst sterker naar voren. Bovendien komt in deze literair vormgeving ook de poëtische kracht van de tekst beter uit.
Ter conclusie: het boek Job stelt een van de grootste menselijke vragen aan de orde, in de vorm van redevoeringen met een verhalend kader. In de NBV21 is de leesbaarheid en de kwaliteit van de vertaling verbeterd, zodat het boek aan kracht en betekenis wint.
Jaap van Dorp is oudtestamenticus en lid van het vertaalteam van de NBV21.